Debat infrastructuur: tussen droom en daad

Sjoerd van der Linden Sjoerd van der Linden
• Laatste update:

Moet de verbetering van de Nederlandse infrastructuur bovenaan de agenda, met grootse plannen, grote investeringen en een aparte minister? Of is zo’n aanpak gedoemd te mislukken, en moeten we juist kleine stapjes nemen? Deze vragen stonden centraal tijdens het hoofddebat van het congres Mobility FFWD, dat afgelopen woensdag werd gehouden in de Jaarbeurs Utrecht.

Roger van Boxtel, directeur van NS, betoogde dat Nederland één grote stad is geworden. Op de weg en op het spoor kampen we met infarcten. Daarom is het zaak om fors te investeren in infrastructuur, minstens een miljard euro. Ook moet er een minister van mobiliteit komen en een Transport Board ingesteld worden om de noodzakelijke maatregelen door de bureaucratie te loodsen. Voorbeelden van die maatregelen zijn het aanleggen en doortrekken van lightrail- en metroverbindingen, zoals tussen Den Haag en Rotterdam, rondom Utrecht of tussen Amsterdam en Schiphol. Ook moet mobiliteit groener, veiliger en beter op elkaar aangesloten worden.

Van Boxtel haalde het project Grand Paris aan, waarin de Franse hoofdstad 35 miljard euro in tien jaar investeert om de gemeenten buiten de Périphérique aan de stadsinfrastructuur te koppelen met onder meer lightrail. Ook verwees hij naar zijn tijd als politicus, eind jaren negentig, waarin overheid en het maatschappelijk middenveld de handen ineensloegen om de Tweede Maasvlakte en de Betuwelijn aan te leggen. Vandaag de dag ontbreekt het lef voor grote projecten, aldus de NS-topman.

Uitvoeren

De standpunten die Van Boxtel verkondigde zijn die van de Mobiliteitsalliantie, waar naast de NS een groot aantal andere mobiliteitsorganisaties bij zijn aangesloten – de directeuren van deelnemers ANWB en KNV waren eveneens aanwezig bij dit debat.
Mark Frequin, directeur-generaal Bereikbaarheid van het ministerie van Infrastructuur en Milieu, loofde de gemeenschappelijkheid die spreekt uit de Mobiliteitsalliantie. “Voorheen vocht iedereen elkaar de tent uit”, zei hij. Aan de andere kant had hij grote bedenkingen bij de weidse perspectieven die de alliantie schetst. Mooie plannen zijn niet genoeg, zei hij: “De vraag is: hoe gaan we het uitvoeren? Wat moeten we nu gaan doen?” Volgens Frequin zijn leiderschap en lef nodig, voorbij de vraag of er wel of geen geld komt om de grootse plannen uit te voeren. Frequin pleitte bovendien voor een verdergaande omslag in het denken: niet het aanbod van met name openbaar vervoer moet leidend zijn, maar juist de mogelijkheid tot combineren van vervoersopties.

Depolitiseren

Pieter van Geel, oud-staatssecretaris van Milieu onder premier Balkenende en thans onder eigen vlag werkzaam als adviseur, onderschreef de analyse van de Mobiliteitsalliantie, maar waarschuwde dat een toekomstige premier huiverig zou zijn voor grootse plannen en een speciale minister, omdat zo’n aanpak enorme discussies zou oproepen. Politiek gezien zou een reeks concrete plannen wenselijker zijn, een stapsgewijze aanpak, dus niet meer doen dan nodig.

Van Geel verwees naar de tijd dat hij deel uitmaakte van het kabinet-Balkenende IV, dat in crisistijd veel geld moest vrijmaken voor het Deltaplan, om Nederland voor de komende decennia te beschermen tegen hoogwater. In plaats van eenmalig groots te investeren, koos het kabinet ervoor in de meerjarenplanning jaarlijks een miljard te reserveren voor dit plan. “Op die manier hebben we het onderwerp gedepolitiseerd”, aldus Van Geel. “Ja, er is veel geld nodig voor infrastructuur, maar dat geldt voor allerlei dossiers.” En aangezien het geld maar één keer uitgegeven kan worden, zal de maatschappelijke discussie oplaaien over welk onderwerp dan het belangrijkst is. “De zorg vergt ook enorme investeringen,” aldus Van Geel, “die discussie verlies je altijd.”

Of en zo ja hoe de standpunten van de Mobiliteitsalliantie weerklank zullen vinden in politiek en bestuur is volledig afhankelijk van de samenstelling en coalitieafspraken van het volgende kabinet. En met de VVD als leidende partij bij de coalitiebesprekingen is het maar de vraag in hoeverre er geïnvesteerd gaat worden in mobiliteit.

Debat infrastructuur: tussen droom en daad | Fleet&Mobility

Debat infrastructuur: tussen droom en daad

Sjoerd van der Linden Sjoerd van der Linden
• Laatste update:

Moet de verbetering van de Nederlandse infrastructuur bovenaan de agenda, met grootse plannen, grote investeringen en een aparte minister? Of is zo’n aanpak gedoemd te mislukken, en moeten we juist kleine stapjes nemen? Deze vragen stonden centraal tijdens het hoofddebat van het congres Mobility FFWD, dat afgelopen woensdag werd gehouden in de Jaarbeurs Utrecht.

Roger van Boxtel, directeur van NS, betoogde dat Nederland één grote stad is geworden. Op de weg en op het spoor kampen we met infarcten. Daarom is het zaak om fors te investeren in infrastructuur, minstens een miljard euro. Ook moet er een minister van mobiliteit komen en een Transport Board ingesteld worden om de noodzakelijke maatregelen door de bureaucratie te loodsen. Voorbeelden van die maatregelen zijn het aanleggen en doortrekken van lightrail- en metroverbindingen, zoals tussen Den Haag en Rotterdam, rondom Utrecht of tussen Amsterdam en Schiphol. Ook moet mobiliteit groener, veiliger en beter op elkaar aangesloten worden.

Van Boxtel haalde het project Grand Paris aan, waarin de Franse hoofdstad 35 miljard euro in tien jaar investeert om de gemeenten buiten de Périphérique aan de stadsinfrastructuur te koppelen met onder meer lightrail. Ook verwees hij naar zijn tijd als politicus, eind jaren negentig, waarin overheid en het maatschappelijk middenveld de handen ineensloegen om de Tweede Maasvlakte en de Betuwelijn aan te leggen. Vandaag de dag ontbreekt het lef voor grote projecten, aldus de NS-topman.

Uitvoeren

De standpunten die Van Boxtel verkondigde zijn die van de Mobiliteitsalliantie, waar naast de NS een groot aantal andere mobiliteitsorganisaties bij zijn aangesloten – de directeuren van deelnemers ANWB en KNV waren eveneens aanwezig bij dit debat.
Mark Frequin, directeur-generaal Bereikbaarheid van het ministerie van Infrastructuur en Milieu, loofde de gemeenschappelijkheid die spreekt uit de Mobiliteitsalliantie. “Voorheen vocht iedereen elkaar de tent uit”, zei hij. Aan de andere kant had hij grote bedenkingen bij de weidse perspectieven die de alliantie schetst. Mooie plannen zijn niet genoeg, zei hij: “De vraag is: hoe gaan we het uitvoeren? Wat moeten we nu gaan doen?” Volgens Frequin zijn leiderschap en lef nodig, voorbij de vraag of er wel of geen geld komt om de grootse plannen uit te voeren. Frequin pleitte bovendien voor een verdergaande omslag in het denken: niet het aanbod van met name openbaar vervoer moet leidend zijn, maar juist de mogelijkheid tot combineren van vervoersopties.

Depolitiseren

Pieter van Geel, oud-staatssecretaris van Milieu onder premier Balkenende en thans onder eigen vlag werkzaam als adviseur, onderschreef de analyse van de Mobiliteitsalliantie, maar waarschuwde dat een toekomstige premier huiverig zou zijn voor grootse plannen en een speciale minister, omdat zo’n aanpak enorme discussies zou oproepen. Politiek gezien zou een reeks concrete plannen wenselijker zijn, een stapsgewijze aanpak, dus niet meer doen dan nodig.

Van Geel verwees naar de tijd dat hij deel uitmaakte van het kabinet-Balkenende IV, dat in crisistijd veel geld moest vrijmaken voor het Deltaplan, om Nederland voor de komende decennia te beschermen tegen hoogwater. In plaats van eenmalig groots te investeren, koos het kabinet ervoor in de meerjarenplanning jaarlijks een miljard te reserveren voor dit plan. “Op die manier hebben we het onderwerp gedepolitiseerd”, aldus Van Geel. “Ja, er is veel geld nodig voor infrastructuur, maar dat geldt voor allerlei dossiers.” En aangezien het geld maar één keer uitgegeven kan worden, zal de maatschappelijke discussie oplaaien over welk onderwerp dan het belangrijkst is. “De zorg vergt ook enorme investeringen,” aldus Van Geel, “die discussie verlies je altijd.”

Of en zo ja hoe de standpunten van de Mobiliteitsalliantie weerklank zullen vinden in politiek en bestuur is volledig afhankelijk van de samenstelling en coalitieafspraken van het volgende kabinet. En met de VVD als leidende partij bij de coalitiebesprekingen is het maar de vraag in hoeverre er geïnvesteerd gaat worden in mobiliteit.