Achtergrond | Groei logistieke hubs niet gebaat bij zwalkend beleid

Redactie Redactie
• Laatste update:
De opening van Stadshub Utrecht op 12 mei (Foto: Mel Boas)

Per 2025 stellen 29 Nederlandse gemeenten een zero-emissiezone in waar op termijn alleen nog emissieloze voertuigen welkom zijn. De logistieke bedrijven die in die zones actief zijn, moeten dus duurzamer gaan werken en de overstap maken naar emissieloze voertuigen. Maar dat is niet per se genoeg. Vandaar dat de aandacht ook uitgaat naar de ontwikkeling van logistieke hubs in en rond steden, centrale punten waar goederen kunnen worden gebundeld, overgeladen in emissieloze vervoersmiddelen die de stadscentra bedienen en waar de gebruikers aanvullende diensten van elkaar kunnen afnemen.

Logistieke hubs kunnen variëren van grotere en middelgrote distributiecentra aan de stadsranden tot ‘microhubs’, zoals ophaalpunten bij particulieren thuis. De grotere hubs kunnen in handen zijn van één logistiek bedrijf, andere zijn white label-hubs, waarin de aangeboden diensten of producten niet ‘merkgebonden’ zijn en waarin verschillende partijen samenwerken.

Logistiek trekt de kar

De belangrijkste kartrekkers bij de ontwikkeling van logistieke hubs rond de toekomstige zero-emissiezones zijn tot dusver de grotere logistieke bedrijven. “De grotere verladers en vervoerders zijn al heel ver”, zegt Birgit Hendriks, expert stadslogistiek en voorzitter van Goederenhubs.nl.

“Denk bijvoorbeeld aan de bedrijven die betrokken zijn bij de bevoorrading van de grote supermarktketens. Die investeren al langer in emissieloze voertuigen en hebben prima, efficiënte systemen opgezet voor de overslag en distributie van goederen vanaf de randen van steden. De sector noemt netcongestie en gebrek aan laadcapaciteit nogal eens als argument waarom zero-emissielogistiek niet zou kunnen, maar in de meeste van de steden is dat geen groot probleem; de zero-emissiezones zijn meestal relatief klein. In Nijmegen heb je het bijvoorbeeld over de binnenstadzone van 1,3 bij 1 kilometer. Het aantal te rijden zero-emissie kilometers vanaf de stadshub en in de zone is dus beperkt. Daar gaan we geen grote problemen krijgen”, zegt Hendriks.

Geen doel op zich

Dat de logistieke branche voorop loopt, komt ook doordat het opzetten van logistieke hubs niet per se een doel van de overheid is. Nancy van der Bol-Vloothuis, programmamanager duurzame mobiliteit en goederenvervoer bij de provincie Utrecht, zegt het zo: “Ons hoofddoel is om een zo groot mogelijke reductie van de uitstoot van het goederenvervoer te bereiken. Dus we richten ons op de vrachtwagens, bestelbussen en ander materieel. We hebben maar twee zero-emissiezones in de provincie Utrecht, in Amersfoort en de stad Utrecht, en we werken er samen met de gemeenten aan om die zones zo schoon mogelijk te krijgen. Goederenhubs kunnen daar een rol in vervullen, maar zijn geen doel op zich. Bovendien heeft de echte hardcore logistieke sector die al”, zegt zij.

“Als je kijkt naar het stelsel van stadsdistributiecentra, is het van belang dat er voldoende ruimte blijft voor nieuwe vormen van bevoorrading. We zijn ook in gesprek met omliggende gemeenten om te kijken wat we samen kunnen doen hen te helpen met een betere bevoorrading. En als daarbinnen een hub nodig is, laten we dat onderzoeken. Dan kunnen we die gemeente helpen om te kijken naar een ruimtelijk beleid. Want als provincie kunnen we niet op de stoel van een gemeente gaan zitten en zeggen: Je moet daar een overslagpunt hebben. We kunnen hooguit vragen: Waar zijn de belangrijkste goederenstromen die naar die stad of dat dorp gaan? Een plek waar veel van die stromen samenkomen, zou weleens geschikt kunnen zijn voor een overslagpunt. Het gesprek daarover voeren we met de gemeente.”

Brexit-effect

Ondertussen dreigt iets anders de ontwikkeling van fijnmazige, schone stadsdistributieketens te vertragen, hoewel de deadline van 2025 met rasse schreden nadert. “Die deadline is natuurlijk niet uit de lucht komen vallen”, zegt Hendriks. “We zijn al sinds 2014 bezig met de Green Deal zero emissie stadslogistiek, we hebben aan klimaattafels gezeten, we hebben samen besloten: 2020 gaan we niet halen, het wordt 2025. Heel veel bedrijven staan allang klaar om in te stappen in zero-emissielogistiek en mikken op die tijdlijn. Maar ik merk dat er ook veel bedrijven en instanties zijn die nog te veel vasthouden aan de status quo. Ik zie het een beetje als het stikstofprobleem, of het Brexit-effect: men steekt de kop in het zand tot het ‘opeens’ zover is.”

Is dat misschien de angst voor het onbekende? “Dat kan, maar er zijn heel veel oplossingen om tot emissieloze logistiek te komen, ook voor kleinere ondernemers; neem bijvoorbeeld het argument van veel kleinbedrijven met een eigen bestelbus dat er te weinig elektrische voertuigen leverbaar of betaalbaar zijn. Dan zeg ik: niet iedereen bezorgt op dezelfde dagen of tijdstippen – waarom zou je dan niet een elektrische bus delen met andere ondernemers? Het draait om samenwerken, slimme oplossingen vinden, want die zijn er. Het grote probleem is het zwakke overheidsbeleid.”

Zwalkend beleid

De ironie is dat eerst het bedrijfsleven de hakken in het zand zette tegen de klimaatambities van de overheid, nu is het dus andersom: de branche wil wel, maar de overheid zwalkt. Hendriks doelt op de overgangsregelingen, vrijstellingen en ontheffingen die de laatste tijd voor ondernemers zijn doorgevoerd of nog doorgevoerd zullen worden en de tijdlijn voor emissieloze stadslogistiek almaar oprekken.

“Onder het motto: ‘de kleine ondernemer met zijn ene busje die in de stad moet zijn kan het allemaal niet betalen en heeft geen tijd’, worden er allerlei overgangsregelingen opgetuigd. Maar daardoor schuift iedereen in het mkb zijn investeringen in duurzame voertuigen op de lange baan. We zouden veel verder kunnen zijn, maar veel van die bedrijven zien geen urgentie vanwege de overgangsregelingen en laten het dus op zijn beloop. De communicatie van de lokale overheid naar vooral het mkb moet echt beter, maar de overheid moet ook de rug recht houden; als de overheid afzwakt, gebeurt er niets”, aldus Hendriks.

Tik op de neus

Door alle aanpassingen wordt het 2025-doel van emissieloze stadslogistiek uitgehold. Nancy van der Bol-Vloothuis vindt dat de overheid niet teveel de oren moet laten hangen naar een minderheid. “Wat ik altijd meekrijg van de bedrijven die ik spreek, is dat ze duidelijkheid willen van de overheid. Dat betekent dat je ook pijnlijke maatregelen op een gegeven moment vast moet zetten en er dan niet meer aan moet gaan tornen. Misschien maak je een kleine groep blij die niet hoeft te investeren, er blijft altijd een kleine groep over die in verzet blijft, maar hun tijd raakt op. Ik denk dat de bedrijven al voldoende mogelijkheden krijgen om zich op 2025 voor te bereiden, omdat er al een weloverwogen overgangsregeling is.”

En degenen die dat toch niet lukt, kunnen des te meer baat hebben bij de samenwerking in logistieke hubs. Van der Bol-Vloothuis: “Op het moment dat veel kleine bedrijven een probleem krijgen omdat ze niet op tijd zijn gaan investeren of niet kunnen investeren – en die groep is groot – kunnen white label logistieke hubs een manier zijn om toch mee te kunnen draaien. Door faciliteiten en vervoermiddelen te delen bijvoorbeeld. Zulke oplossingen stimuleren wij ook, door de grote innovators in contact te brengen met de twijfelaars, om het zo maar te zeggen”, aldus Van der Bol-Vloothuis.

Achtergrond | Groei logistieke hubs niet gebaat bij zwalkend beleid | Fleet&Mobility

Achtergrond | Groei logistieke hubs niet gebaat bij zwalkend beleid

Redactie Redactie
• Laatste update:
De opening van Stadshub Utrecht op 12 mei (Foto: Mel Boas)

Per 2025 stellen 29 Nederlandse gemeenten een zero-emissiezone in waar op termijn alleen nog emissieloze voertuigen welkom zijn. De logistieke bedrijven die in die zones actief zijn, moeten dus duurzamer gaan werken en de overstap maken naar emissieloze voertuigen. Maar dat is niet per se genoeg. Vandaar dat de aandacht ook uitgaat naar de ontwikkeling van logistieke hubs in en rond steden, centrale punten waar goederen kunnen worden gebundeld, overgeladen in emissieloze vervoersmiddelen die de stadscentra bedienen en waar de gebruikers aanvullende diensten van elkaar kunnen afnemen.

Logistieke hubs kunnen variëren van grotere en middelgrote distributiecentra aan de stadsranden tot ‘microhubs’, zoals ophaalpunten bij particulieren thuis. De grotere hubs kunnen in handen zijn van één logistiek bedrijf, andere zijn white label-hubs, waarin de aangeboden diensten of producten niet ‘merkgebonden’ zijn en waarin verschillende partijen samenwerken.

Logistiek trekt de kar

De belangrijkste kartrekkers bij de ontwikkeling van logistieke hubs rond de toekomstige zero-emissiezones zijn tot dusver de grotere logistieke bedrijven. “De grotere verladers en vervoerders zijn al heel ver”, zegt Birgit Hendriks, expert stadslogistiek en voorzitter van Goederenhubs.nl.

“Denk bijvoorbeeld aan de bedrijven die betrokken zijn bij de bevoorrading van de grote supermarktketens. Die investeren al langer in emissieloze voertuigen en hebben prima, efficiënte systemen opgezet voor de overslag en distributie van goederen vanaf de randen van steden. De sector noemt netcongestie en gebrek aan laadcapaciteit nogal eens als argument waarom zero-emissielogistiek niet zou kunnen, maar in de meeste van de steden is dat geen groot probleem; de zero-emissiezones zijn meestal relatief klein. In Nijmegen heb je het bijvoorbeeld over de binnenstadzone van 1,3 bij 1 kilometer. Het aantal te rijden zero-emissie kilometers vanaf de stadshub en in de zone is dus beperkt. Daar gaan we geen grote problemen krijgen”, zegt Hendriks.

Geen doel op zich

Dat de logistieke branche voorop loopt, komt ook doordat het opzetten van logistieke hubs niet per se een doel van de overheid is. Nancy van der Bol-Vloothuis, programmamanager duurzame mobiliteit en goederenvervoer bij de provincie Utrecht, zegt het zo: “Ons hoofddoel is om een zo groot mogelijke reductie van de uitstoot van het goederenvervoer te bereiken. Dus we richten ons op de vrachtwagens, bestelbussen en ander materieel. We hebben maar twee zero-emissiezones in de provincie Utrecht, in Amersfoort en de stad Utrecht, en we werken er samen met de gemeenten aan om die zones zo schoon mogelijk te krijgen. Goederenhubs kunnen daar een rol in vervullen, maar zijn geen doel op zich. Bovendien heeft de echte hardcore logistieke sector die al”, zegt zij.

“Als je kijkt naar het stelsel van stadsdistributiecentra, is het van belang dat er voldoende ruimte blijft voor nieuwe vormen van bevoorrading. We zijn ook in gesprek met omliggende gemeenten om te kijken wat we samen kunnen doen hen te helpen met een betere bevoorrading. En als daarbinnen een hub nodig is, laten we dat onderzoeken. Dan kunnen we die gemeente helpen om te kijken naar een ruimtelijk beleid. Want als provincie kunnen we niet op de stoel van een gemeente gaan zitten en zeggen: Je moet daar een overslagpunt hebben. We kunnen hooguit vragen: Waar zijn de belangrijkste goederenstromen die naar die stad of dat dorp gaan? Een plek waar veel van die stromen samenkomen, zou weleens geschikt kunnen zijn voor een overslagpunt. Het gesprek daarover voeren we met de gemeente.”

Brexit-effect

Ondertussen dreigt iets anders de ontwikkeling van fijnmazige, schone stadsdistributieketens te vertragen, hoewel de deadline van 2025 met rasse schreden nadert. “Die deadline is natuurlijk niet uit de lucht komen vallen”, zegt Hendriks. “We zijn al sinds 2014 bezig met de Green Deal zero emissie stadslogistiek, we hebben aan klimaattafels gezeten, we hebben samen besloten: 2020 gaan we niet halen, het wordt 2025. Heel veel bedrijven staan allang klaar om in te stappen in zero-emissielogistiek en mikken op die tijdlijn. Maar ik merk dat er ook veel bedrijven en instanties zijn die nog te veel vasthouden aan de status quo. Ik zie het een beetje als het stikstofprobleem, of het Brexit-effect: men steekt de kop in het zand tot het ‘opeens’ zover is.”

Is dat misschien de angst voor het onbekende? “Dat kan, maar er zijn heel veel oplossingen om tot emissieloze logistiek te komen, ook voor kleinere ondernemers; neem bijvoorbeeld het argument van veel kleinbedrijven met een eigen bestelbus dat er te weinig elektrische voertuigen leverbaar of betaalbaar zijn. Dan zeg ik: niet iedereen bezorgt op dezelfde dagen of tijdstippen – waarom zou je dan niet een elektrische bus delen met andere ondernemers? Het draait om samenwerken, slimme oplossingen vinden, want die zijn er. Het grote probleem is het zwakke overheidsbeleid.”

Zwalkend beleid

De ironie is dat eerst het bedrijfsleven de hakken in het zand zette tegen de klimaatambities van de overheid, nu is het dus andersom: de branche wil wel, maar de overheid zwalkt. Hendriks doelt op de overgangsregelingen, vrijstellingen en ontheffingen die de laatste tijd voor ondernemers zijn doorgevoerd of nog doorgevoerd zullen worden en de tijdlijn voor emissieloze stadslogistiek almaar oprekken.

“Onder het motto: ‘de kleine ondernemer met zijn ene busje die in de stad moet zijn kan het allemaal niet betalen en heeft geen tijd’, worden er allerlei overgangsregelingen opgetuigd. Maar daardoor schuift iedereen in het mkb zijn investeringen in duurzame voertuigen op de lange baan. We zouden veel verder kunnen zijn, maar veel van die bedrijven zien geen urgentie vanwege de overgangsregelingen en laten het dus op zijn beloop. De communicatie van de lokale overheid naar vooral het mkb moet echt beter, maar de overheid moet ook de rug recht houden; als de overheid afzwakt, gebeurt er niets”, aldus Hendriks.

Tik op de neus

Door alle aanpassingen wordt het 2025-doel van emissieloze stadslogistiek uitgehold. Nancy van der Bol-Vloothuis vindt dat de overheid niet teveel de oren moet laten hangen naar een minderheid. “Wat ik altijd meekrijg van de bedrijven die ik spreek, is dat ze duidelijkheid willen van de overheid. Dat betekent dat je ook pijnlijke maatregelen op een gegeven moment vast moet zetten en er dan niet meer aan moet gaan tornen. Misschien maak je een kleine groep blij die niet hoeft te investeren, er blijft altijd een kleine groep over die in verzet blijft, maar hun tijd raakt op. Ik denk dat de bedrijven al voldoende mogelijkheden krijgen om zich op 2025 voor te bereiden, omdat er al een weloverwogen overgangsregeling is.”

En degenen die dat toch niet lukt, kunnen des te meer baat hebben bij de samenwerking in logistieke hubs. Van der Bol-Vloothuis: “Op het moment dat veel kleine bedrijven een probleem krijgen omdat ze niet op tijd zijn gaan investeren of niet kunnen investeren – en die groep is groot – kunnen white label logistieke hubs een manier zijn om toch mee te kunnen draaien. Door faciliteiten en vervoermiddelen te delen bijvoorbeeld. Zulke oplossingen stimuleren wij ook, door de grote innovators in contact te brengen met de twijfelaars, om het zo maar te zeggen”, aldus Van der Bol-Vloothuis.