Mobiliteit & Fiscus | Bijtelling bestelauto alleen bij terbeschikkingstelling

 Foppe Lycklama à Nijeholt Foppe Lycklama à Nijeholt
• Laatste update:
(Foto: Patrick Ouwerkerk)

Veel bedrijven gebruiken een rittenregistratiesysteem om aan te kunnen tonen dat de berijder jaarlijks niet meer dan 500 privékilometers aflegt met de bestelauto. Naast dit zogenaamde ‘tegenbewijs’ met een rittenregistratie zijn er ook uitzonderingsregelingen voor bestelauto’s die vrijwel uitsluitend voor goederenvervoer bestemd zijn en gebruikt worden, voor bestelauto’s met een verbod op privégebruik en voor bestelauto’s die ’s avonds op de zaak blijven.Veel bedrijven gebruiken een rittenregistratiesysteem om aan te kunnen tonen dat de berijder jaarlijks niet meer dan 500 privékilometers aflegt met de bestelauto. Naast dit zogenaamde ‘tegenbewijs’ met een rittenregistratie zijn er ook uitzonderingsregelingen voor bestelauto’s die vrijwel uitsluitend voor goederenvervoer bestemd zijn en gebruikt worden, voor bestelauto’s met een verbod op privégebruik en voor bestelauto’s die ’s avonds op de zaak blijven.

Omdat de wet alleen maar een bijtelling kent voor privégebruik als een (bestel)auto aan een medewerker ‘ter beschikking is gesteld’ rijst de cruciale vraag: wanneer staat een bestelauto van de zaak precies ter beschikking van de berijder in de zin van de bijtellingsregeling?

De Hoge Raad heeft tot dusver alleen geoordeeld wanneer dit níet het geval is: van ter beschikking stellen van een auto is geen sprake indien een of meer werknemers die auto slechts besturen ter uitvoering van bepaalde opdrachten van de werkgever om in diens belang personen of goederen te vervoeren, zodat de feitelijke beschikkingsmacht over de auto bij de werkgever of een met deze verbonden lichaam blijft berusten. 

Jurisprudentie

Het gebruik van een bedrijfswagen voor woon-werkverkeer, zodat de bestelauto buiten werktijd structureel bij de medewerker thuis staat, lijkt in dit kader een lastig punt. Uit de jurisprudentie is een voorbeeld bekend waarin de inspecteur stelde dat er sprake was van een structureel ter beschikking gestelde auto, omdat de medewerker verantwoordelijk was voor de routekeuze, zelf de bestelwagen voltankte en hem in de regel mee naar huis mocht nemen. Tijdens de rechtszitting werd bovendien duidelijk dat de auto tijdens korte vakanties en atv-dagen thuis geparkeerd stond, dat de autosleutels bij de berijder thuis lagen en dat de bestelauto vooral tijdens langere periodes van afwezigheid op het terrein van het bedrijf moest worden geparkeerd, zodat hij door andere werknemers kon worden gebruikt.

De vraag wanneer een bestelauto ter beschikking staat van de berijder in de zin van de bijtellingsregeling is cruciaal.

De rechter oordeelde op basis van deze feiten dat de medewerker de bestelauto ‘niet slechts bestuurde ter uitvoering van bepaalde opdrachten van de werkgever om in diens belang personen of goederen te vervoeren’. De feitelijke beschikkingsmacht over de bestelauto lag dus niet alleen bij het bedrijf, maar ook bij de berijder. In de praktijk zal het lastig zijn om aan te tonen dat er géén sprake is van terbeschikkingstelling. Maar vooral in situaties waarin meerdere collega’s een bepaalde bestelauto gebruiken, kan deze belangrijke voorvraag bij controles en eventuele naheffingen heel nuttig zijn.

Jan Rolleman is fiscalist bij AMD Automotive fiscalisten. Hij houdt zich dagelijks bezig met belastingzaken en jurisprudentie op het gebied van mobiliteit en de auto van de zaak. In fleet&mobility beantwoordt hij vragen van lezers. Ook een vraag? Mail deze dan naar redactie@mobilitymedia.nl.

Mobiliteit & Fiscus | Bijtelling bestelauto alleen bij terbeschikkingstelling | Fleet&Mobility

Mobiliteit & Fiscus | Bijtelling bestelauto alleen bij terbeschikkingstelling

 Foppe Lycklama à Nijeholt Foppe Lycklama à Nijeholt
• Laatste update:
(Foto: Patrick Ouwerkerk)

Veel bedrijven gebruiken een rittenregistratiesysteem om aan te kunnen tonen dat de berijder jaarlijks niet meer dan 500 privékilometers aflegt met de bestelauto. Naast dit zogenaamde ‘tegenbewijs’ met een rittenregistratie zijn er ook uitzonderingsregelingen voor bestelauto’s die vrijwel uitsluitend voor goederenvervoer bestemd zijn en gebruikt worden, voor bestelauto’s met een verbod op privégebruik en voor bestelauto’s die ’s avonds op de zaak blijven.Veel bedrijven gebruiken een rittenregistratiesysteem om aan te kunnen tonen dat de berijder jaarlijks niet meer dan 500 privékilometers aflegt met de bestelauto. Naast dit zogenaamde ‘tegenbewijs’ met een rittenregistratie zijn er ook uitzonderingsregelingen voor bestelauto’s die vrijwel uitsluitend voor goederenvervoer bestemd zijn en gebruikt worden, voor bestelauto’s met een verbod op privégebruik en voor bestelauto’s die ’s avonds op de zaak blijven.

Omdat de wet alleen maar een bijtelling kent voor privégebruik als een (bestel)auto aan een medewerker ‘ter beschikking is gesteld’ rijst de cruciale vraag: wanneer staat een bestelauto van de zaak precies ter beschikking van de berijder in de zin van de bijtellingsregeling?

De Hoge Raad heeft tot dusver alleen geoordeeld wanneer dit níet het geval is: van ter beschikking stellen van een auto is geen sprake indien een of meer werknemers die auto slechts besturen ter uitvoering van bepaalde opdrachten van de werkgever om in diens belang personen of goederen te vervoeren, zodat de feitelijke beschikkingsmacht over de auto bij de werkgever of een met deze verbonden lichaam blijft berusten. 

Jurisprudentie

Het gebruik van een bedrijfswagen voor woon-werkverkeer, zodat de bestelauto buiten werktijd structureel bij de medewerker thuis staat, lijkt in dit kader een lastig punt. Uit de jurisprudentie is een voorbeeld bekend waarin de inspecteur stelde dat er sprake was van een structureel ter beschikking gestelde auto, omdat de medewerker verantwoordelijk was voor de routekeuze, zelf de bestelwagen voltankte en hem in de regel mee naar huis mocht nemen. Tijdens de rechtszitting werd bovendien duidelijk dat de auto tijdens korte vakanties en atv-dagen thuis geparkeerd stond, dat de autosleutels bij de berijder thuis lagen en dat de bestelauto vooral tijdens langere periodes van afwezigheid op het terrein van het bedrijf moest worden geparkeerd, zodat hij door andere werknemers kon worden gebruikt.

De vraag wanneer een bestelauto ter beschikking staat van de berijder in de zin van de bijtellingsregeling is cruciaal.

De rechter oordeelde op basis van deze feiten dat de medewerker de bestelauto ‘niet slechts bestuurde ter uitvoering van bepaalde opdrachten van de werkgever om in diens belang personen of goederen te vervoeren’. De feitelijke beschikkingsmacht over de bestelauto lag dus niet alleen bij het bedrijf, maar ook bij de berijder. In de praktijk zal het lastig zijn om aan te tonen dat er géén sprake is van terbeschikkingstelling. Maar vooral in situaties waarin meerdere collega’s een bepaalde bestelauto gebruiken, kan deze belangrijke voorvraag bij controles en eventuele naheffingen heel nuttig zijn.

Jan Rolleman is fiscalist bij AMD Automotive fiscalisten. Hij houdt zich dagelijks bezig met belastingzaken en jurisprudentie op het gebied van mobiliteit en de auto van de zaak. In fleet&mobility beantwoordt hij vragen van lezers. Ook een vraag? Mail deze dan naar redactie@mobilitymedia.nl.