Het nieuwe werken
Heel nieuw is het nieuwe werken niet meer: het bestaat inmiddels al zeker tien jaar en de beginselen raken steeds meer ingeburgerd. Bij het nieuwe werken bepaalt de werknemer grotendeels waar en hoe hij zijn werktijd invult. Aan de hand van zijn agenda besluit hij vanuit huis te werken, op locatie (onderweg naar een afspraak bijvoorbeeld), of naar kantoor te komen. Wanneer mensen zelf hun werkplek en -tijd invullen, zijn ze het productiefst – is de gedachtegang.
Om het nieuwe werken tot een succes te maken, moeten er heldere afspraken worden gemaakt tussen werkgever en werknemer. Het is belangrijk inzicht te hebben in wie er waar aan het werk is, niet alleen voor leidinggevenden maar ook voor collega’s.
Bij het nieuwe werken hoort ook de invoering van flexplekken in het bedrijf. Er zijn geen vaste werkplekken meer, mensen kiezen een willekeurig bureau voor de dag. Hierdoor kan er flink op huisvestingskosten worden bespaard. Omdat er veel op locatie wordt gewerkt hoeft er namelijk niet meer voor iedereen een werkplek te worden ingericht. De vuistregel is dat een dekkingsgraad van 70 procent voldoende is.
Aan de andere kant moet er ook worden geïnvesteerd voor het nieuwe werken. In ict-systemen, laptops en smartphones bijvoorbeeld zodat personeel ook thuis of op locatie goed zijn werk kan doen.
Lees het artikel in Fleet&Mobility 2 van 2014 over hoe de Gemeente ’s-Hertogenbosch invulling geeft aan het nieuwe werken.